In een uur het eiland rond
Klein Curaçao was niet altijd onbewoond. Op het amper 2 vierkante kilometer grote eiland woonden ooit vissers en werden geiten gehouden op een grazige weide. Het was ook een gewilde vogelbroedplaats. Door fosfaatwinning verarmde de bodem, waardoor er nu alleen nog wat lage struikjes en palmbomen kunnen groeien. Aan land is het aantal bezienswaardigheden heel overzichtelijk: midden op het eiland staat een 100 jaar oude vuurtoren, die via een wenteltrap met houten treden is te beklimmen. Op 20 meter hoogte heeft u er uitzicht over het mini-eiland. Op eigen risico, want het bouwwerk is wel wat krakkemikkig. Op het eiland zijn verder graven te zien van slaven uit de tijd van West-Indische Compagnie. Vlak voor de bovenwindse kust is een kerkhof te vinden van een ander kaliber: hier ligt de Venezolaanse olietanker Maria Bianca Guidesman te verroesten, een schip dat verging in de jaren ’60. Sindsdien vordert Moeder Natuur het beetje bij beetje terug; alleen de achtersteven met de brug ligt nog overeind in de branding. Een rondje om het eiland duurt een uur, daarna is er alle tijd om te niksen op het langste zandstrand van het land.
Zwemmen met schildpadden en reuzenmanta’s
De echte topattractie van Klein Curaçao is niet aan land, maar onderwater te vinden. Onderweg op de boot naar het eiland heeft u al een grote kans vliegende vissen en scholen dolfijnen te zien. Maar als u eenmaal in het water bent, openbaart de rijkdom zich pas echt. Langs het strand aan de benedenwindse kant zwemmen in het kalme en kraakheldere water veel zeeschildpadden, terwijl reuzenmanta’s als ruimteschepen voorbij vliegen. Een paar flipperslagen verderop ligt een ongerept rif met bollen hersenkoraal en vertakt elandgeweikoraal, wuivende zeeanemonen en felgele sponzen. Het wemelt er van de fleurige vissen, van tweekleurige feeënbaarzen en egelvissen tot vrolijk gevlekte harlekijnvijlvisjes en vierogige koraalvlinders. Een tenderbootje brengt duikers naar de beste plekken.