Koloniaal Bonaire
De Spanjaarden waren in 1499 de eerste Europeanen die voet aan wal zetten op Bonaire. Zij vertrokken echter snel, teleurgesteld als ze waren over het ontbreken van goud. In 1636 viel het eiland in handen van de Nederlanders, onder leiding van de handelaren van de West-Indische Compagnie. Bonaire bleek ideaal voor de productie van zout, ook wel het witte goud genoemd. De Nederlanders legden er plantages aan. Drie jaar later bouwden zij Fort Oranje om de kostbare zoutopslag te beschermen tegen aanvallen van de Engelsen, Fransen, Spanjaarden en zelfs piraten. Driehonderd jaar lang was de welvaart van Bonaire afhankelijk van de zoutwinning. Vanaf 1804 werd Bonaire korte tijd bezet door de Engelsen. De Nederlanders heroverden het eiland in 1816. De gebouwen van Fort Oranje die nu zijn te zien op het eiland stammen van na dat jaar. In die tijd werd ook de gouverneurswoning gebouwd, waar de bevelhebbers van Bonaire tot 1837 woonden. Hierna heeft het gebouw dienst gedaan als gevangenis. In 1868 kwam er ook een houten vuurtoren. De huidige stenen versie dateert uit 1932. Tegenover het fort staat een frisse, mintgroene verschijning. Dit is het Douanekantoor, waar binnenkomende schippers zich melden. Op het terrein van het fort staat ook het Bestuurskantoor. Met zijn grote trap en bordes oogt dit bouwwerk erg imposant. Verrassend genoeg stond het grootste deel leeg; alleen de bovenverdieping werd bewoond door de Nederlanders.
Zwijgende kanonnen
Direct na de voltooiing van het fort plaatsten de Nederlanders 4 grote compagniekanonnen achter de hoge muren. De verdedigingswerken kwamen echter nooit in actie. De kanonnen hebben alleen saluutschoten gelost. Nooit is ermee geschoten op een vijand, zelfs niet toen de Engelsen eraan kwamen om het eiland in te nemen. Tijdens de bezetting (1804-1816) is het oude geschut vervangen door Engelse kanonnen. Die zijn nog steeds te bezichtigen.